Zelfstandige behandelcentra maken de zorg patiëntvriendelijker en goedkoper. Sinds 2000 schoten ze als paddenstoelen uit de grond, maar afgelopen jaren krijgen startende ZBC’s het steeds moeilijker. De reden? Passieve zorgverzekeraars en behoudende ziekenhuizen.
Kinderarts Norbert van den Berg werkte al jaren in het Flevoziekenhuis, maar vond dat de zorg beter kon: “Er werd vanuit de top gedacht en niet vanuit de patiënt. Als je een kind doorverwees voor een onderzoek, kon het vaak pas zes weken later terecht, terwijl je de resultaten eigenlijk het liefst dezelfde dag nog binnen zou hebben. In zo’n context is het moeilijk om je vak goed uit te oefenen.” Zijn collega Tim Vreede was het met hem eens en samen besloten ze te vertrekken uit het ziekenhuis en DeKinderkliniek op te zetten. “Je moet wel een echte ondernemer zijn om aan zoiets te beginnen. Je moet avonden, nachten en weekenden doorwerken. Maar het is geweldig leuk om te doen.”
In 2009 opende DeKinderkliniek in Almere haar deuren en inmiddels werken er zo’n 125 mensen, waarvan 60 in loondienst.
Geen winstoogmerk
Voordat in 2000 de regeling zelfstandige behandelcentra tot stand kwam, was het niet mogelijk om een zelfstandig behandelcentrum op te zetten voor verzekerde gespecialiseerde medische zorg. Zorgverzekeringen werkten alleen samen met ‘traditionele’ ziekenhuizen: klinieken die multidisciplinaire zorg aanbieden, waar veel verschillende specialismen gehuisvest zijn en die een intensive care en een spoedeisende hulp afdeling hebben. Met de invoering van de Wet toelating zorginstellingen kunnen medisch specialisten een zelfstandig behandelcentrum oprichten mits zij geen winstoogmerk hebben en een transparante bedrijfsstructuur en bedrijfsvoering. Door de veranderde wetgeving is er sinds 2000 een sterke groei te zien in het aantal ZBC’s. Vooral oogartsen, dermatologen en orthopeden kiezen voor het ondernemerschap. Maar soms wagen ook andere specialisten de stap, zoals kinderartsen Van den Berg en Vreede.Zorgadviseur Ger Jager van Aduard Advies helpt medisch specialisten bij het opzetten van een eigen behandelcentrum. Hij benadrukt het belang van ZBC’s in de zorg: “Monodisciplinaire behandelingen die niet acuut zijn, kunnen net zo goed in een ZBC worden uitgevoerd. De kosten gaan naar beneden, de kwaliteit gaat omhoog en de patiënten zijn veel tevredener.”
Ondernemerschap
Het succes van een ZBC staat of valt volgens Jager bij het ondernemerschap van de betrokken medisch specialisten. “De specialist moet weten hoe hij een zaak runt. In het ziekenhuis heb je de luxe van een volle wachtkamer. In een eigen behandelcentrum moet je er zelf voor zorgen dat je genoeg patiënten hebt. Daarnaast moet je je houden aan de zorgbrede governance code, moet je een zelfstandig draaiende administratie opzetten, voldoen aan de inspectie-
eisen, werken conform de standaarden van de beroepsgroep en voldoen aan de eisen van de zorgverzekeraars.”
In DeKinderkliniek hebben Van den Berg en Vreede zich nooit zorgen hoeven te maken over een lege wachtkamer. Ze werken nauw samen met zowel de huisartsen in de omgeving als met het Flevoziekenhuis, waarvan ze de kinderpolikliniek overnamen en dat bovendien medeaandeelhouder werd van DeKinderkliniek.
Maar de manier waarop zorg geleverd wordt, is essentieel anders dan in het ziekenhuis. Van den Berg: “Voor ons is het belangrijk dat kinderen snel behandeld worden. Daarom hebben we alle zorg onder een dak. Naast algemene kinderartsen zijn er logopedisten, fysiotherapeuten, diëtisten en houden ook specialisten uit academische ziekenhuizen wekelijks hun spreekuur. Bovendien zetten we ons personeel divers in. Bij ons kunnen ook baliemedewerkers een ECG maken. Dus als een kind snel onderzocht moet worden, is er altijd wel iemand die kan bijspringen.”
Plafondafspraken
In het geval van DeKinderkliniek waren het ziekenhuis en de medisch specialisten het eens over de oprichting van het ZBC. Maar vaak zien ziekenhuizen hun specialisten niet graag vertrekken. Vooral als dat betekent dat het ziekenhuis daardoor omzet misloopt. Ze zijn daarom vaak huiverig om een samenwerking met de vertrekkende specialisten aan te gaan.
Een andere partij die vaak roet in het eten gooit, is de zorgverzekeraar. Zorgverzekeraars zijn niet gebaat bij nog meer aanbieders. Zij geven de voorkeur aan de bestaande plafondafspraken die ze met ziekenhuizen hebben. Zorgadviseur Jager: “Stel, een ziekenhuis heeft met een zorgverzekeraar een plafond van honderd miljoen euro vastgesteld. Dan weet de verzekeraar zeker dat hij niet meer dan dat bedrag hoeft uit te keren. Het risico ligt bij het ziekenhuis. Het ziekenhuis zorgt er vervolgens wel voor om niet boven die honderd miljoen uit te komen en gaat bijvoorbeeld wachtlijsten aanleggen om dat te voorkomen. Als er dan een nieuwe partij, zoals een ZBC, op de markt verschijnt die de patiënten die nu op een wachtlijst staan wél gaat helpen, is de zorgverzekeraar daar niet blij mee.”
Geen ruzie
En niet alleen zorgverzekeraars zijn gebaat bij het behoud van plafondafpraken. Ook banken die de ziekenhuizen financieren, kiezen voor zekerheid en eisen vaak dat plafondafspraken worden vastgelegd, bijvoorbeeld voor een periode van vijf jaar. “Als zo’n afspraak er ligt, weten zij dat die ziekenhuizen er alles aan zullen doen om tot het plafond te komen. Zo zijn de inkomsten van het ziekenhuis gegarandeerd.” Door deze structuren is het voor nieuwe ZBC’s op dit moment moeilijk om van de grond te komen.
Van den Berg en Vreede hadden geluk. In de periode dat zij begonnen met DeKinderkliniek, was het nog geen probleem om contracten met zorgverzekeraars af te sluiten. Maar inmiddels, zeven jaar later, is dat een stuk lastiger. Van den Berg: “Om een ZBC op te starten, moet je tegenwoordig budget van een ziekenhuis krijgen. En er is natuurlijk geen ziekenhuis dat budget wil afstaan aan een concurrent. En zorgverzekeraars willen geen ruzie met de ziekenhuizen. Daardoor is de markt vast komen te zitten.”
Heel jammer, vindt hij, want door deze structuren schieten de belangen van de patiënt er vaak bij in. En uiteindelijk is het ook niet in het belang van de verzekeraar. Van den Berg: “Kijk maar naar onze kliniek: door onze snelle behandeling zijn er 35 tot 40% minder spoedopnames van kinderen op de spoedeisende hulp van het ziekenhuis. Dat scheelt enorm in de kosten.”
Saar Slegers